Een toezichthouder constateert dat X op een perceel met een agrarische bestemming zonder vereiste vergunning een bedrijfsloods heeft gerealiseerd. In een gesprek met X verklaart de toezichthouder dat “het college deze situatie zeker zal gedogen”. Enige maanden later vraagt Y, wiens perceel grenst aan het weiland van X, om handhaving. Uiteindelijk besluit het college om aan X een last onder dwangsom op te leggen. X maakt bezwaar, en stelt onder meer dat “sloop een enorme berg geld zal gaan kosten”. Welke stelling is juist?